Betaïnewordt gebruikt als lokmiddel voor waterdieren.
Volgens buitenlandse bronnen heeft de toevoeging van 0,5% tot 1,5% betaïne aan visvoer een sterk stimulerend effect op de reuk- en smaakzintuigen van alle schaaldieren, zoals vissen en garnalen. Het heeft een sterke aantrekkingskracht op de dieren, verbetert de smakelijkheid van het voer, verkort de voedertijd, bevordert de spijsvertering en absorptie, versnelt de groei van vissen en garnalen en voorkomt watervervuiling door voerverspilling.
BetaïneIs een bufferstof voor schommelingen in de osmotische druk en kan dienen als beschermer van de celosmotische druk. Het kan de tolerantie van biologische cellen voor droogte, hoge luchtvochtigheid, een hoog zoutgehalte en een hoge osmotische omgeving verbeteren, waterverlies en zoutopname in de cellen voorkomen, de NaK-pompfunctie van celmembranen verbeteren, enzymactiviteit en biologische macromoleculaire functie stabiliseren, de osmotische druk en ionenbalans van weefselcellen reguleren, de opname van voedingsstoffen handhaven en de gezondheid van vissen verbeteren. Wanneer de osmotische druk van garnalen en andere organismen drastisch verandert, neemt hun tolerantie toe en neemt hun overlevingskans toe.
BetaïneBetaïne kan ook methylgroepen aan het lichaam leveren, en de efficiëntie ervan in het leveren van methylgroepen is 2,3 keer zo hoog als die van cholinechloride, waardoor het een effectievere methyldonor is. Betaïne kan het oxidatieproces van vetzuren in de mitochondriën van cellen verbeteren, het gehalte aan langketen acylcarnitine en de verhouding van langketen acylcarnitine tot vrije carnitine in spieren en lever aanzienlijk verhogen, de vetafbraak bevorderen, de vetafzetting in lever en lichaam verminderen, de eiwitsynthese bevorderen, karkasvet herverdelen en de incidentie van leververvetting verminderen.
Plaatsingstijd: 23-08-2023


